Voorbeelden van het gebruik van Goed in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Goed dat u terug bent, sir.
Goed, dat riep hij niet.
Goed, we pakken hem.
Goed gedaan! Nee, nee, nee!
Ik heb nooit goed voor, je gezorgd.
Alles goed met je? Doen?
Julian is niet goed bij z'n verstand.
Kijk goed naar die stiksels.
Het voelt goed om de All-Star van alle All-Stars aller tijden te zijn!
Goed dat we het eens zijn.
Goed, het spijt me dat ik u gestoord heb.
Goed, ik begin bij het begin.
Luister goed, jullie!
Om goed voor patiënten te zorgen.
Kijk eens, baby. Goed.
Goed zo. Pas op je tenen!
Alles goed met jou en Summer?
Ingrid was goed, maar jij weet meer.
Goed dat we dit gesprek hadden.
Hij ziet er goed uit voor zijn leeftijd.