Voorbeelden van het gebruik van Goed in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Hij was weer goed en toen was hij weg.
Goed, nu weten we waarom je nog bij je moeder woont.
Die zijn goed voor de publiciteit, het toerisme, belastinginkomsten.
Het is niet goed om homofobie te hebben
Goed, want ik wil niet
Met ons zit het goed, want wij zijn geweldig.
Er is goed en slecht in elke organisatie.
Goed, luister… ik had een relatie met Reagan.
Hij is te goed om het te zeggen, maar ik weet het.
Goed, deze is voor mij en deze is voor jou.
Het is goed, schatje. Het is niet jouw schuld.
Goed, schat. zo praat een echtgenoot.
Goed onthouden. Ik heb een strafblad.
Goed, wil er iemand nog knoflookbrood?
Je vader was altijd goed voor mij… en voor mama.
Hij wist wie er goed, slecht, veilig… en gevaarlijk was.
Klinkt goed, maar we hebben geen inzage in Woodall's rekening.
Goed, dus je wilt
Miss Mayella is uw vader goed voor u?
Wat jij en je vrienden deden, is niet goed in de ogen van God.