TUGEND - vertaling in Nederlands

deugd
tugend
gut
freut
begrüße
tugendhaftigkeit
bin froh
freude
sehr froh
deugdzaamheid
tugend
tugendhaftigkeit
güte
moral
rechtschaffenheit
goedheid
güte
gute
freundlichkeit
gnade
tugend
herzensgüte
huld
gutherzigkeit
gutmütigkeit
tugendhaftigkeit
deugdelijkheid
solidität
angemessenheit
tugend
eignung
gültigkeit
zuverlässigkeit
tauglichkeit
qualität
kuisheid
keuschheit
reinheit
tugend
chastity
deugdzaam
tugendhaft
moralisch
rechtschaffen
tugend
deugden
tugend
gut
freut
begrüße
tugendhaftigkeit
bin froh
freude
sehr froh
rechtschapenheid
rechtschaffenheit
gerechtigkeit
aufrichtigkeit
tugend
güte
redlichkeit

Voorbeelden van het gebruik van Tugend in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Wie verkommen ist eure Tugend? Gar nicht, gar nicht?
Helemaal niet. Hoe goedkoop is jullie goedheid?
Ein guter Rat von mir: Verschenke deine Tugend nicht. -Ja.
Als ik je raad mag geven: Geef je kuisheid nooit weg.-Ja.
Ein Mann von großer Integrität und Tugend.
Hij is integer en deugdzaam.
Geduld ist wohl keine Tugend von dir.
Geduld is niet een van je deugden.
Viele steigen durch Sünde(Sin)"… und"Manche fallen durch Tugend.
Sommigen stijgen door de zonde anderen vallen door deugdzaamheid.
Hab Vertrauen in unsere Tugend.
Heb geloof in onze deugd.
Welche Tugend? Und nun wollen sie ein Haus des Glücksspiels an unserer Küste errichten?
En zij willen een gokhuis bouwen op ons Waterfront.- Welke goedheid?
Solltest du mir nicht von der Tugend der Gnade erzählen?
Moet jij niet met me praten over de deugden van barmhartigheid?
Indem Sie meine geliebte Tochter ihrer Keuschheit und Tugend beraubten.
En je hebt die vriendelijkheid terugbetaald door mijn meest geliefde dochter te ontdoen… van haar kuisheid en deugdzaamheid.
Dass Jungfräulichkeit keine Tugend ist.
Maagdelijkheid is geen deugd.
Noch seine Tugend. Ich teile weder sein Gender.
Ik deel noch zijn geslacht noch zijn goedheid.
Tugend ist nur Tugend in Extremis.
Deugd is alleen deugd in extremis.
Außerdem vertraue ich auf ihre Integrität und Tugend.
En ik vertrouw op hun deugdzaamheid en zedelijkheid.
Oder kanadische Tugend?
Of is het Canadese goedheid?
Wie könnte ich mich solcher Tugend verweigern?
Hoe kan ik zulke deugdzaamheid weigeren?
Und Pünktlichkeit ist eine Tugend.
En stiptheid is een deugd.
Hat letzten Endes gesiegt. die Tugend Bürger.
Burgers, heeft eindelijk gewonnen… de testen…… en de perikelen… de deugdzaamheid.
Aber ich habe gelogen. Das ist eine Tugend.
Maar ik loog tegen je. Dat is een deugd.
Rechtschaffenheit ist nicht nur Ehrlichkeit und Tugend.
Integriteit betekent niet alleen eerlijkheid en deugdzaamheid.
Sie erinnerte mich daran, dass Absolutismus keine Tugend ist.
Ze herinnerde me eraan dat absolutisme geen deugd is.
Uitslagen: 429, Tijd: 0.1152

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands