Voorbeelden van het gebruik van Boy in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dat is een lang verhaal. Oh, boy.
Van Spud, Swanney, Sick Boy… Ik weet het niet.
Ja. Ik moet Boy George niet vernietigen.
Vooruit, boy.
Een andere John Boy.
Is er een probleem? Oh, Boy.
Danny Boy.
Speel die viool, boy.
Wie vraagt dat? Zeg hem dat Bully Boy hem wil spreken.
Jullie zien het, 1112, straatsoldaat, ya boy Rich, man.
Kunnen we niet gewoon naar Big Boy gaan?
Excuses van Lazy Boy aan Nice Man.
Hij heeft Enola en Little Boy gevonden.
Ik ben jouw nigga niet meer, boy.
Danny boy.
Wacht. Invisible Boy.
Nee, een andere John Boy.
Ik heb iets voor je. Hey, boy.
Ik ben niet zoals Soldier Boy.
Het is Boy.