Voorbeelden van het gebruik van Compagnons in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Mijn compagnons.
Dembe, een van Kaplans compagnons moet het hebben.
Ik heb onsmakelijke compagnons.
Hoelang zijn je vader en ik al compagnons?
Voor je staan zes van jouw meest waardevolle compagnons.
En wat zeg ik tegen de compagnons?
Jouw compagnons zijn buizerds.
Wie zegt dat we compagnons zijn?
Je compagnons zijn roofvogels.
Compagnons van een nieuwe vriend.
Hij en Wally Fay waren compagnons.
Ze waren geen compagnons meer.
Ik blijf. We zijn compagnons, Meyer.
Hij had compagnons.
We waren compagnons.
Hij zei dat een van de compagnons bij Lockhart een gokprobleem heeft.
Ik verkocht m'n aandeel aan m'n twee compagnons.
We waren nooit compagnons.
We zijn geen compagnons.
Niet als meester en leerling, maar als compagnons.