PARTNER - vertaling in Nederlands

• partner
• collega
• compagnon
• maat
• van partners
• vennoot
• zakenpartner
• een partner
• partners
• compagnons
• collega's
• zakenpartners
• vennoten

Voorbeelden van het gebruik van Partner in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Es muss ein Partner sein, sagt sie.
Het moet een vennoot zijn, zei ze.

Er ist unser neuer Partner, Eldritch.
Hij is een nieuwe partner, Eldritch.

Lasst Opfer und Partner zurück und rennt.
Laat slachtoffer en collega achter en ren.

Hey Partner, wir vergeuden Tageslicht.
Hoi, maat, we verspillen daglicht.

Leah, das ist mein Partner Reggie.
Leah, dit is mijn compagnon, Reggie.

Bill… Dr. Kaufman hat offenbar einen Partner.
Bill… Dr. Kaufman heeft blijkbaar een partner.

Eine Reihe unserer Partner haben sich auf Unit4 Cloud-Lösungen spezialisiert.
Een aantal van onze partners heeft capaciteiten opgebouwd rondom Unit4 Cloud-oplossingen.

Du hast deinen Partner erschossen und danach Widerstand geleistet.
Je hebt je zakenpartner vermoord en toen viel je mij aan.

Und wenn wir andere Partner hätten?
Als we een andere partner hadden?

Ich bin sein Partner, Mr. Pimms.
Ik ben z'n vennoot, Mr. Pimms.

Mein Partner Barnes ist weiter reingegangen.
Mijn collega Barnes, is verder naar binnen gegaan.

So machen Partner das, oder?
Dat doen partners, toch?

Ich ruf meinen Partner in Toluca Aake an.
Ik bel mijn maat in Toluca Lake.

Er ist nicht mein Partner.
Hij is mijn compagnon.

Er sagt, er wäre mein Partner.
Hij zei dat hij m'n partner was.

Als unser Partner profitieren Sie zudem von exklusiven Schulungsangeboten.
Als één van onze partners geniet' u ook van onze exclusieve trainingsprogramma's.

Kann das nicht Ihr Partner machen?
Kan dat uw zakenpartner niet afhandelen?

York war mein Partner, eine Freundin.
York was een partner, een vriendin.

Ich wurde Partner in der Kanzlei.
Ik ben vennoot geworden bij 't bedrijf.

Mein Partner braucht das. Caroline, bitte.
Mijn collega heeft dit nodig. Caroline, alsjeblieft.