Voorbeelden van het gebruik van Goeden in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wees de goeden.
Soms winnen de goeden niet.
Wij zijn niet de goeden.
Wees de goeden.
Scott, hij hoort niet bij de goeden.
De goeden zijn die met mores.
De goeden willen geen geld of de credit.
Ik heb den goeden strijd gestreden.
Twee goeden vorige week….
De goeden liggen huis te slapen.
Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.
De goeden zijn zo waarschijnlijk
De goeden worden beloond.
Wie zijn de goeden en wie de slechten?
Weet je nog toen we de goeden van de kwaden konden onderscheiden?
Zeg geen goeden nacht tegen me wat je ook doet.
Naast dat wij de goeden zijn en hij de slechterik is?
Van goeden huize.
Er lopen ook een paar goeden rond.
Alle goeden zijn homo, getrouwd of robot.