Voorbeelden van het gebruik van Hal in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
De hal van het herenhuis.
Deze hal moet vrij.
Hal en ik zijn getrouwd.
Daisy, ik ben in de hal.
En dan wacht je in de hal.
In de badkamer op de hal.
De hal wordt net geschilderd.
Ik gleed uit in de hal over wat kunstmatige boter.
De hal heeft in totaal 4 curlingbanen te huur.
Begane grond: hal, woon-/eetkamer, 2 balkons, keuken, WC.
Als je hier in de hal blijft zul je niemands rechten schenden.
Hal en Melinda.
We zagen elkaar twee dagen geleden in de hal.
Wacht in de hal.
De demonstranten staan in de hal.
Hal van bovengelegen woning.
In de hal hing een spiegel in een witte lijst.
Toilet en hal met garderobe.
De hal leidt naar de eetkamer en open keuken.
Badkamer, keuken, hal, woon-en eetkamer met keramische vloer.