Voorbeelden van het gebruik van Ijs in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Een oorlog tussen IJs en Vuur lijkt onvermijdelijk.
IJs met vruchtjes.
Het ijs is op.
Ik wilde ijs.
Ijs mooie verschijning, niet gemakkelijk om de groep,
IJs? Vuur.
Verband, ijs, brandwondenzalf.
Er is geen ijs, maar het lukt u wel.
Ik eet graag ijs.
Dat is alleen ijs, maar.
Daar bouwde ze haar fort, en regeerde als de ijs Koningin.
Kip, aardappel en ijs.
Een deel van het ijs in de ijsbergen die ik fotografeer, is erg jong.
IJs is geen snoep.
Ik heb wat ijs voor je meegenomen.
Ik geef je wat ijs om je lichaam af te koelen.
Sorry voor dat gedoe met dat ijs.
Alleen? Gooi het ijs weg.
Pizza, ijs.
De Oorlog van IJs en Vuur.