Voorbeelden van het gebruik van Infarct in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik heb een infarct gehad.
Dit is geen infarct.
Ik moet dit snel kwijt voordat ik een infarct krijg.
Lk heb een infarct gehad.
Ze heeft 'n infarct.
Veneuze infarct.
Misschien een infarct.
krijgt hij een infarct.
Het is geen infarct.
Je hebt mij bijna een infarct bezorgd.
David Gardner heeft 'n infarct.
De autopsie bevestigt de doodsoorzaak… myocardisch infarct.
Zo'n infarct doet nou eenmaal pijn.
Een infarct links.
Bij ischemie of een vermoedelijk infarct wordt 5 ml toegediend.
Er zijn geen aanwijzingen voor een infarct.
Ik weet hoe een infarct eruitziet.
Nee, het is een stabiel infarct.
Bij een klaplong krijgt hij een infarct.
Ik had gisteren weer een infarct.