Voorbeelden van het gebruik van Is toeval in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Eén keer is toeval.
Wat zich verbergt is toeval.
Wat jij zei, is toeval.
Het is toeval.
Niks hier is toeval.
De rest is toeval.
Dus het is toeval dat ze allebei buikpijn hebben?
Het is toeval.- Waarom lijkt 't dan zo uitgekiend?
Het is toeval.- Ja.
Twee keer is toeval, maar bij een derde keer is er iets.
Eén keer is normaal… een tweede keer is toeval, maar een derde?
Twee is toeval.
Eentje zegt niks, twee is toeval… drie is foute boel.
En in het jouwe is toeval niet blind, hé?
Dat is toeval, hè, Maurice?
Dat is toeval.
Het is toeval.
Niets is toeval.
Het is toeval.
Het is toeval. Ben je uitgepraat?