Voorbeelden van het gebruik van Niet te schreeuwen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Ik hoef niet te schreeuwen om te weten dat zij je zullen vermoorden.
Je hoeft niet te schreeuwen!
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen, man.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen. Nee, hij is gaan lunchen.
Je hoeft niet te schreeuwen, Mak, ik bedoel, Dinsdag.
Je hoeft niet te schreeuwen, Raj.
Ik hoefde niet te schreeuwen of in de problemen te raken.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen.
Ik hoef niet te schreeuwen om te weten dat zij je zullen vermoorden.
Beloof me niet te schreeuwen.
Je hoeft niet te schreeuwen, ik ga al.
Je hoeft niet te schreeuwen.