Voorbeelden van het gebruik van Nostalgisch in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Mam, kun je heel even nostalgisch doen? Ja, oma?
Al dit gepraat over wraak maakt me nostalgisch.
Jullie voelen je vast nogal nostalgisch.
Er komen nu veel toeristen uit Azië die Japan nostalgisch vinden.
Die is leuk, grappig, nostalgisch en griezelig.
Nostalgisch zweefplezier wordt tijdens een rit in de rode"Kaiserwagen" geboden.
Liefhebbers van nostalgisch hout zullen deze waterpijp gewoon geweldig vinden.
Nostalgisch reizen in vervlogen tijden.
Volgens mij is hij nostalgisch.
Volgens mij is hij nostalgisch.
Chocoladegeschenk Typical Dutch"Nostalgisch" met 100 gram"oud Hollands glorie" vorm chocolade.
Ik ben meestal niet nostalgisch, maar bedankt dat je gekomen bent.
Ik werd 'n beetje nostalgisch.
Ik raak er maar niet over hoe nostalgisch alles in deze wagen is.
Goedemorgen.-Zijn we al nostalgisch?
Mijn Triëst, ik ben nostalgisch.
Maakt het jou niet nostalgisch?
Maak het je nostalgisch?
Probeer me niet nostalgisch te maken.
Ik werd 'n beetje nostalgisch.