Voorbeelden van het gebruik van Onrustig in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ze zouden het'Onrustig Moment' moeten noemen.
Vaarwel slaapproblemen, slapeloosheid en onrustig slapen.
De jongens worden onrustig.
Hij werd onrustig.
Je lijkt onrustig.
Andere gevallen onrustig slapen.
Ik bel wel als ze onrustig worden.
Ze zijn hier al onrustig.
Ik ben boos en onrustig.
Verschijnt slapeloosheid of onrustig slapen.
Het gebrek aan wind maakt de bemanning onrustig.
Hij voelt als iemand onrustig is.
dus ben ik boos en onrustig.
Slapen is lastig met open ogen.- Onrustig.
Ik word soms wel een beetje onrustig.
Dat maakt mij heel onrustig.
We werden onrustig.
Het publiek wordt onrustig.
Je maakt m'n groep onrustig.
Ze zijn beiden een beetje onrustig.