Voorbeelden van het gebruik van Onrustig in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik heb ze nog nooit zo onrustig gezien.
Maakt me onrustig.
Het eerste uur was Havana nog wel onrustig.
De inboorlingen worden onrustig.
Ons kliekje opbiechtende moordenaars worden rijp en onrustig.
Jongens worden weer onrustig.
ze is erg onrustig.
Ze waren onrustig.
Ik zocht de verpleegkundige. Je was onrustig.
Deze dieren waren erg onrustig, mogelijk hadden ze een voorgevoel van wat komen ging.
De groep is onrustig.
Ik word onrustig.
Hij wordt onrustig.
Hij werd onrustig.- Oké. Hij had niet genoeg.
Ik ben onrustig en-nacht," zei hij tot zichzelf.
Ze was eerst wat onrustig, maar nu niet meer.
frequentie laat je onrustig en uit te voeren voor hulp.
Ik was onrustig en voelde me eenzaam.
Onrustig, maar ze slaapt.
Ik ben een beetje onrustig maar het gaat wel.