Voorbeelden van het gebruik van Stonk in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik zei toch dat ik nog niet stonk?
Ik was 22, stonk naar patchouli en woonde in 'n busje.
Haar kamer stonk naar dode bloemen en kattenpis.
haar stront niet stonk.
Hij stonk naar de dood.
En het theater stonk als Limburgse kaas op een hete zomerdag.
Iemand zei tegen onze vriendin Sarah dat ze stonk… en we douchten twee weken niet.
De hele boot stonk naar rottend vlees.
Zijn lul stonk naar duivenstront?
Ik zei toch dat hij stonk?
De kamer stonk naar bittere medicijnen.
Ze stonk naar drank en sigaretten.
En ik dacht dat rekenen stonk.
Het stonk, maar het was leuk.
Een bleek, angstig meisje, dat naar vuil en dood stonk.
En zo stonk?
Het hele huis stonk ernaar.
En dat het naar lijken stonk.
Die hele zaak stonk.
Zij kletste maar raak en hij stonk naar worst.