Voorbeelden van het gebruik van Uitnodigen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik denk dat Dreghorn uitnodigen een goed idee was.
Ik kan je niet uitnodigen.
Je moet me uitnodigen.
Natuurlijk niet. Ik ga hem voor een lunch uitnodigen.
Je had me niet moeten uitnodigen.
Ik had mijn eigen willen uitnodigen, maar ze stierven een paar jaar geleden.
Je uitnodigen om te golfen?
Een vreemde uitnodigen in huis als er niemand thuis is?
Als ik u dan nog eens mag uitnodigen ons te vergezellen.
Misschien moet ik hem weer uitnodigen.
Voor de thee. Ik ga Daisy uitnodigen.
Ik wilde je uitnodigen, maar je zou toch niet komen.
Een vreemde uitnodigen als er niemand thuis is?- Wat?
waarom zou hij ons uitnodigen?
Decoraties, afspeellijst, en de Wilkes uitnodigen.
Ik heb uitgenodigd wie ik wilde uitnodigen.
Ik wil u uitnodigen voor mijn feest.
Uitnodigen voor een etentje.
Ik had best vrienden willen uitnodigen, maar die heb je niet.
Waarom zou ik dan Lauren jou ook hebben laten uitnodigen?