Voorbeelden van het gebruik van Vastbinden in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Omdraaien. Ik moet je handen vastbinden.
We moeten hem vastbinden.
En elkaar vastbinden met bamboe?
Je vastbinden en dumpen in de rivier?
We moeten je eerst vastbinden.
Stil of ik laat je vastbinden.
Als je me wilde vastbinden.
En zei begreep dat je mij niet kunt vastbinden.
We moeten 'm vastbinden.
Waarom vastbinden als ze al dood zijn?
We moeten hem vastbinden, anders ontsnapt hij.
Waarom moest ik je vastbinden?
We moeten ze vastbinden.
Haldol en vastbinden?
Ik wil hem niet vastbinden.
Hij kan mij vastbinden.
Weet je wat je met die metalen draad kunt vastbinden?
We gaan je vastbinden terwijl we dat slot versterken.
Ja, me vastbinden.
Ik liet mijn oude leven me vastbinden op het spoor.