Voorbeelden van het gebruik van Weekends in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Elk derde weekend… en na een proefperiode om de twee weekends.
Ik kom je bezoeken in de weekends.
Ja.- Je weet wel, weekends, feestdagen.
Familie-etentjes, weekends.
Ja.- Je weet wel, weekends, feestdagen.
In de weekends en--.
Geen logeerpartijtjes of vriendjes, geen weekends thuis.
Eerst heb je drie weekends in Vegas.
Weekends& feestdagen- 1 nacht: +5 euro/kamer.
Weekends, 's avonds, hij zal de waarheid kennen
Nacht shiften, dat soort dingen. Weekends.
Weekends, memorial To labor Day, $ 1.024.
Weekends op het platteland, tijd met de kinderen, diners.
Weekends- een tijd waarin alle gezinsleden samen doorbrengen.
Weekends zijn het drukst met jonge gezinnen.
Weekends vrij.
Weekends zijn goed.
Weekends en vakanties.
Ik doe af een toe een extra dienst. Weekends als ik wil.
Zo kunnen wij onze weekends in de heuvels doorbrengen.