Voorbeelden van het gebruik van Weerloos in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
U bent een klein en weerloos meisje.
Dat meisje is ook weerloos.
Het volk was weerloos.
Hij schiet. Tacconi is weerloos.
Een arm, weerloos varken!
Maar je bent geen weerloos kind meer.
Ze heeft alle Huonenergie opgebruikt, ze is weerloos.
Schapen zijn dom, niet weerloos.
We zijn niet geheel weerloos.
Jij bent niet weerloos.
We zijn nu weerloos.
Niet zo weerloos.
Jij bent niet weerloos.
Ze is weerloos.
Al die aardige mensen zijn volkomen weerloos.
Ze is zo lief en weerloos.
U bent weerloos.
Dan kunnen we ons verdedigen, en zijn we niet weerloos.
We zijn weerloos.
Wij zijn weerloos.