Voorbeelden van het gebruik van Wij in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wij wel.
Wij hebben niets aan de raketten.
Wij ook wat jullie.
Edward. Wij hebben gezegevierd.
Wij zijn degenen op wie we wachten.
Beter dan wij in ieder geval.
Zijn wij speelgoed?
Ze zullen komen als wij hen roepen!
Wat wij zeggen dat is gebeurd, is gebeurd.
Zijn wij een last?
Wij hebben al afscheid genomen.- Nee.
We hebben een Audi buiten. Wij zullen.
Wij zijn medeplichtig aan een poging tot moord. -Niks.
Zijn wij geen vrienden?
Mensen als wij naar de bergen sturen?
Dat hopen wij allen.
Wij hebben hier geen leiders.- Nee.
Wij allebei. -Ik meer.
Vergeet het maar, grote Mary, wij gaan deze wedstrijd winnen.
Hij zit in de auto, wij regelen het wel.