Voorbeelden van het gebruik van Uitrusten in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Schilderen in San Francisco. En uitrusten.
Mama wil nog een paar minuten uitrusten.
Bij mij kun je je opfrissen en uitrusten.
Hier is je kamersleutel, ga wat uitrusten.
Jij moet thuis uitrusten.
Ze is boven aan het uitrusten.
Dan moeten we uitrusten.
Eindelijk zei Jezus: 'Ik wens dat jullie vandaag uitrusten.
Daarom kunt u hier vaak met het hele gezin uitrusten.
slapen of uitrusten.
Legt uit dat hij regelmatig moet uitrusten vanwege vermoeidheid.
Ze zeggen dat ze hier graag regelmatig uitrusten.
Hij had het hoogstwaarschijnlijk over zijn warmrij-rondje in plaats van het uitrusten!
De grote knuffelleeuw past op de kindjes tijdens het uitrusten.
Na de oefening kunt u wat uitrusten.
Mr Prescott, Robin wil graag uitrusten.
Nee, ik wil alleen een dagje in bed uitrusten.
U moet uitrusten.
Sst, je moet echt uitrusten.
Jij moet gaan uitrusten.