Voorbeelden van het gebruik van Uitrusten in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Jij wilde een arts en van haar moest je uitrusten.
Wärtsilä gaat vrachtschip ontwerpen en uitrusten voor Aker BioMarine.
Even uitrusten en dan gaan we naar huis.
Ik wil mijn machine uitrusten met een nieuwe STIHL Smart Connector.
Het klopt dat dit bijdraagt aan uitrusten, maar het voedt ook depressie.
Uitrusten midden in de natuur onder het genot van een goed glas wijn.
We gaan uitrusten in de buurt van Napels.
Uitrusten en relaxen in de spa van El Nogal.
Wendy's 1,000 winkels uitrusten met bestelkiosken….
Je wilt uitrusten, maar hoe?
Zelfs bij voordeuren die u helemaal naar uw eigen persoonlijke veiligheidsbehoeften kunt uitrusten.
Je moet uitrusten.
Elke zon die aan onze hemel staat, komt daar uitrusten.
Ik weet zeker dat u wilt uitrusten voor het eten.
Jij moet uitrusten.
Nog niet uitrusten.
Afstappen. De paarden moeten uitrusten.
Je kunt nu wat uitrusten.
Nee, je kunt na Kerstmis uitrusten.
Ik ga geloof ik maar even uitrusten.