Voorbeelden van het gebruik van Uitrusten in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik was… net aan 't uitrusten.
Helpen bij de bistro oasis thuis uitrusten.
Beloof dat je thuis gaat uitrusten.
je even moet uitrusten.
eten, uitrusten.
We kunnen hier even wat uitrusten.
We moeten uitrusten.
Ik moet niet uitrusten.
Naar huis, uitrusten.
Laten we hier gewoon zitten… en even uitrusten.
Jij kunt thuis uitrusten.
Eerst ga jij heel lang uitrusten.
Kom, we gaan wat uitrusten.
Europa uitrusten voor de toekomst.
Bij het ontwerpen, het bouwen en het uitrusten van slachthuizen moet rekening worden gehouden met het dierenwelzijn;
Terwijl ze in het Odenwald uitrusten, vertelt Mathis het meisje over muziekmakende engelen.
Uitrusten met drie koppen, negen werkstaven.
U zult bereiken uitrusten prachtige dieren zo klein Unicorns, drijvende pizza, inter alia.
Aanpassen en uitrusten al je personages, voor zover niveaus ESCALES.
Dromen, lezen, uitrusten en daarbij zachtjes schommelen.