Voorbeelden van het gebruik van Opdonderen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Je kunt opdonderen.
Wie zich in ons huis zo gedraagt, moet opdonderen!'.
En jij opdonderen.
Hij moet uit ons huis opdonderen.
Kom, opdonderen.
Ik zei opdonderen.
Dan mag je nu opstaan en opdonderen.
Nou, Remus kan opdonderen.
En nu opdonderen.
Laat de koning opdonderen.
Jeremy, je moet opdonderen.
En nu opdonderen.
Je hebt me verstaan, opdonderen.
En nu opdonderen.
En nu opdonderen.
En iedereen om deze tafel die geen familie van mij is kan opdonderen.
zeg tegen uw maat dat ie kan opdonderen.
Je zegt,"Jack Nicklaus, opdonderen. Ik heb betere clubs.".
Ik gooi je eruit. Ik maak je kapot, let maar op. En nu opdonderen.
Ik dacht meer aan vreemd, maar opdonderen is oké… of help me.