Voorbeelden van het gebruik van Toch dat in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Je weet toch dat dit waanzin is?
Hé, ik zei toch dat je niet naar school hoefde.
Ik zei toch dat hij zou huilen.
Ik zei toch dat jij je kop moest houden?
Je weet toch dat ik dood ben?
Ik belde toch dat je me hier moest ontmoeten?
Ik zei toch dat het me zou lukken.
Je zei toch dat het goed met hem ging?
Je weet toch dat het haar eerste vrije dag is?
Ik zei toch dat je me niet moet bedonderen?
Ik zei toch dat het goed zou komen.
Ik zei toch dat ik voor ons zou vechten?
Je zei toch dat ze goed met je moeder overweg kon?
Je weet toch dat ik trots op je ben?
U zei toch dat er hier geen buitenlanders meer waren?
Je weet toch dat het vrijdagavond is?
Jullie weten toch dat ik niks tegen zwarte mensen heb, toch? .
Je weet toch dat ik dat doe?
Niemand weet toch dat ik hier ben?
Je zei toch dat je ontslag genomen hebt?