A PASEAR - vertaling in Nederlands

voor een wandeling
para pasear
a caminar
para un paseo
a dar un paseo
para una caminata
de excursión
a dar una vuelta
para un recorrido
uitlaten
pasear
salir
caminar
salidas
escapes
tubos de escape
paseo
sacar
silenciadores
om te wandelen
para caminar
para pasear
para practicar senderismo
para el senderismo
para andar
a pie
de excursión
para dar un paseo
para paseos
para caminatas
om rond te lopen
para pasear
para caminar
de andar
recorrer

Voorbeelden van het gebruik van A pasear in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Computer category close
  • Programming category close
Darle de comer, sacarlo a pasear, limpiar.
Eten geven, mee wandelen, hem schoon maken.
Me voy a pasear.
Ik ga een rondje fietsen.
Solo dos semanas después de las vacunas cachorro se puede sacar a pasear.
Slechts twee weken na de pup vaccins kunnen worden afgesloten voor wandelingen.
Descansa y mejórate, para que vuelvas a pasear con nosotros.
Rust maar uit en word beter, dan kun je weer met ons komen rijden.
Pastor alemán saca a una perrita salchicha a pasear.
Duitse herder neemt teckel mee voor wandeling.
Me fui a pasear.
Inmerso en la tranquilidad del campo a pasear.
Ondergedompeld in het rustige platteland voor wandelingen.
Descubre nuestra selección de disfraces de demonios y saca a pasear el tridente.
Ontdek onze selectie van demoon kostuums en neem een drietand mee voor een wandeling.
Eva ha salido a pasear.
Eva is even gaan wandelen.
Pero no estaba… Fui con mi amigo, a pasear a los perros.
Ik ging er heen met mijn maat, lopen met de honden.
En el verano nos gusta ir a pasear.
In de zomer gaan we graag wandelen.
Hermosas montañas y un ambiente que invita a pasear.
Mooie bergen en een omgeving die wandelingen uitnodigt.
Vete a pasear por el patio.
Ga maar wat over het erf wandelen.
Sr. Pata-Coja, vamos a pasear.
Hinkepoot, we gaan wandelen!
Me voy a pasear.
Ik ga wat lopen.
Si no, no nos iremos a pasear con la tía Rosa.
Anders gaan we niet wandelen met tante Rose.
Sacar las muñecas y los monstruos a pasear.
Neem de poppen en monsters mee voor een wandeling.
Una avenida sombreada te invita a pasear.
Een schaduwrijke straat nodigt uit tot een wandeling.
Beau, por qué no vais a pasear un poco?
Bo, waarom ga je niet 'n eindje wandelen?
Quizá un día puedas llevarme a pasear en tu auto?
Op een dag neem je mij misschien mee voor een ritje met jouw auto?
Uitslagen: 236, Tijd: 0.0658

Woord voor woord vertaling

Top woordenboek queries

Spaans - Nederlands