ACEPTARÁS - vertaling in Nederlands

• accepteer
• aanvaarden
• je accepteert
• neem je
• aannemen
• gaat u akkoord
• u accepteert
• aanvaardt
• aanvaard

Voorbeelden van het gebruik van Aceptarás in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Estás en negación. Eventualmente, aceptarás la verdad.
Je wilt er nog niet aan, maar uiteindelijk accepteer je de waarheid.

Coche que no aceptarás.
Die u niet accepteert.

Olivo que aceptarás.
Die u wel accepteert.

¿Aceptarás el puesto?
Aanvaard je de betrekking?

Di que aceptarás el trabajo.
Dat je de baan aanneemt.

¿Aceptarás a Cristo en tu vida?
Aanvaard je Christus in je leven?

Pero aceptarás una disculpa.
Maar je aanvaardt m'n excuses.

Aceptarás más viajes en tren.
Je gaat nog meer trein rijden.

¡Di que aceptarás el acuerdo!
Zeg dat je de deal neemt!

Aceptarás sus errores del pasado.
Je accepteert zijn fouten uit het verleden.

Esto es por Diane.¿Cuándo aceptarás que decidió dejarte?
Dit gaat over Diane. Wanneer accepteer je dat ze je achter heeft gelaten?

Papá,¿no aceptarás ese trabajo?
Pap, neem jij deze baan niet?

Piper,¿cuándo aceptarás que estás embarazada?
Piper, wanneer accepteer je nou dat je zwanger bent?

¿Tengo tu palabra de que aceptarás sin importar lo que suceda?
Heb ik uw woord dat u het zal accepteren, wat er ook gebeurt?

Quizá ahora aceptarás la gravedad de tu caso.
Misschien accepteer je nu de ernst van uw zaak.

Aceptarás que estoy al mando.
Jij moet accepteren dat ik het bevel voer.

Lo aceptarás, y lo harás con una sonrisa en tu cara hasta que diga lo contrario.
Je accepteert het met een glimlach, tot ik anders zeg.

Dentro de unos años, aceptarás que papá nunca volverá a la tierra.
Binnen een paar jaar zul je accepteren dat vader nooit meer terugkomt naar de aarde.

¿Aceptarás la vida que El te ofrece?
Heb jij het leven aanvaard dat Hij jou aanbiedt?

¿Y aceptarás eso sin más?
En jij accepteert dat gewoon!?