Voorbeelden van het gebruik van Semana in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Semana carnaval.
¡Qué semana estoy teniendo!
Wat 'n week.Por este motivo, esta semana hay que dar una fecha a Turquía.
Daarom moet men Turkije dit weekend een datum geven.Muy limpio”Opinión escrita 1 semana atrás.
Debes ver”Opinión escrita 1 semana atrás.
Een must om te zien”1 week geleden beoordeeld.Deja el sexo una semana y estarás bien.
¿No era el parkinson la semana pasada?
Excelente100% Certificado de Excelencia“Encantador lugar para alojarse”Opinión escrita 1 semana atrás.
Certificaat van uitmuntendheid “Mooie plek om te verblijven”1 week geleden beoordeeld.Un fin de semana increíble”Se escribió una opinión 1 semana atrás.
Zeer goed voor een overnachting”1 week geleden beoordeeld.Hace dos semana.
Twee weken geleden.Hace seis semana.
Zes weken geleden.Un lugar para dormir”Se escribió una opinión 1 semana atrás.
Een plek om te slapen”1 week geleden beoordeeld.Ustedes dan la posibilidad de estar con el equipo una semana?
Ga je een weekje weg met het team?¿Todo está alegre, esta semana.
Je bent al 'n week vrolijk, en nu dit.Vaya semana.
Wat 'n week.Hermoso lugar para alojarse”Opinión escrita 1 semana atrás.
Mooie plek om te verblijven”1 week geleden beoordeeld.Lo ví en el Trop la semana pasada.
Ik zag het vorige week in de Trop.Gran extras”Opinión escrita 1 semana atrás.
Dicht bij winkels”1 week geleden beoordeeld.Esta semana ha habido cinco accidentes por aumentar la producción.
Vijf ongevallen in een week. Allemaal vanwege de verhoging van de werkdruk.Cierra esta semana sus puertas.
Sluit na deze week zijn poorten.
