HEISSEN SIE - vertaling in Nederlands

• heet je
• is uw naam
• is je
• verwelkomen u
• noemen ze
• warm je
• heette je
• heten je
• ben je
• verwelkomt u

Voorbeelden van het gebruik van Heißen sie in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Von jetzt an heißen Sie Hausmeister Willie.
Vanaf nu ben je terreinknecht Willie.

Wie heißen Sie, Sir?
Wat is uw naam meneer?

Heißen Sie wirklich Sam? He, Sam?
Heet je echt Sam? Hé, Sam?

Warum heißen Sie Wong?
Waarom is je familienaam Wong?

Und ehe Sie sich versehen, heißen Sie ein wunderschönes Baby.
En voor u het weet, verwelkomt u in uw huis een wolk van 'n baby.

Wir heißen Sie willkommen, DeIenn.
We heten je welkom, Delenn.

Ich wollte… Wie heißen Sie noch?
Hoe heette je ook alweer?

Warum heißen Sie wie ein Sandwich?
Waarom ben je naar een broodje genoemd?

Heißen Sie Silvia Broome?
Is uw naam Silvia Broome?

Wie heißen Sie, Sheriff?
Hoe heet je, sheriff?

Wie heißen Sie mit Nachnamen?
Wat is je achternaam?

Ehe Sie sich's versehen, heißen Sie ein gesundes, lebhaftes Baby willkommen.
Voor u het weet, verwelkomt u een perfect gezonde flinke baby.

Wie heißen sie?- Freunde?
Hoe heten je vrienden?

Danke.- Wie heißen Sie doch gleich?
Hoe heette je ook weer? Dank je?.

Sie sind weder Pastor, noch heißen Sie Walters.
Maar jij bent geen dominee, noch ben je Walters.

Entschuldigung, heißen Sie Jung Se-ra?
Juffrouw, is uw naam jung se-ra?

Wie heißen Sie, Bruder?
Hoe heet je, broeder?

Wie heißen Sie?
Hoe heette je?

Wir heißen Sie alle im JW Marriott Los Angeles willkommen.
We heten je hartelijk welkom bij de Marriott in Los Angeles.

Wie heißen Sie? Lilit?
Lilit. Wie ben je?