KUSCHELN - vertaling in Nederlands

• knuffelen
• een knuffel
• liggen
• kroelen
• kruipen
• snoezelen

Voorbeelden van het gebruik van Kuscheln in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Aber Jack und ich kuscheln.
Maar Jack en ik knuffelen.

Lass uns kuscheln.
Laten we knuffelen.

Ich wollte nur kuscheln.
Ik wil alleen maar knuffelen.

Sie will nur kuscheln.
Ze zegt dat ze alleen wil knuffelen.

Sie kuscheln.
Ze knuffelen.

Wir könnten kuscheln.
We kunnen knuffelen.

Du sollst sie rannehmen, nicht kuscheln.
Je moet haar neuken, niet knuffelen.

Wir kuscheln.
We knuffelen.

Janice gerne kuscheln In der Nacht, die I'bin für alle.
Janice ligt graag heel dicht tegen me aan.

Kuscheln zu Mimi, die schwarze Katze, die zu Besuch kam.
Een knuffel te Mimi, de zwarte kat die op bezoek kwam.

Ich will nicht mit dir kuscheln.
Ik knuffel niet met je.

Kann Kuscheln Sünde sein?
Een knuffel kan geen kwaad?

Castle beim kuscheln mit exfrau-verlegerin erwischt.
Castle knuffelt met ex-vrouw, deuitgever'.

Kuscheln auf der Couch.
Knuffelend op de bank.

Ruhige Abende zu Hause, kuscheln auf der Couch.
Rustige avonden, knuffelend op de bank.

Aber auch sie legt sich zu dir zum kuscheln.
Toch kan ze ook rustig bij je komen liggen voor een knuffel.

Sie kann sich aber auch ruhig zu dir legen zum kuscheln.
Toch kan ze ook rustig bij je komen liggen voor een knuffel.

Jane will nur kuscheln?
Wil GI Jane alleen maar een knuffel?

Bitte sag, dass wir kuscheln werden!
Zeg dat er geknuffeld wordt!

Jane will nur kuscheln?
Jane wil alleen een knuffel?