TELEFON - vertaling in Nederlands

• telefoon
• lijn
• mobiel
• gsm
• bellen
• telefonisch
• telefoons
• mobieltje
• telefoontje
• telefoontjes
• bel
• belde

Voorbeelden van het gebruik van Telefon in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Er geht nicht ans Telefon, und niemand hat ihn gesehen.
Hij neemt z'n gsm niet op en niemand heeft hem gezien.

Hast du ein Telefon in der Tasche?
Heb je een mobiel in je tas?

Deine Mutter ist am Telefon.
Je moeder is aan het bellen.

In der Cafeteria ist ein Telefon.
In de cafetaria is een telefoon.

Esther Krug ist am Telefon.
Esther Krug is aan de lijn.

Du hast gestern dieses Telefon von Fräulein Duval gestohlen.
Dit mobieltje heb je gisteren van Eloïse gestolen.

Strom und Telefon sind rund um North Riverside ausgefallen. Reynolds!
Reynolds. Stroom en telefoons liggen uit rond North Riverside!

Ich war am Telefon.
Ik was aan het bellen.

Unsere Liebe ist zu groß, als dass er mit mir am Telefon Schluss macht.
Onze liefde is groter dan dat hij het telefonisch uitmaakt.

Hey, Mann, schalt dein Telefon aus.
Hey, man, zet je gsm uit.

Entschuldigung? Ich brauche ein Telefon.
Excuseer mij. Ik heb een telefoon nodig.

Du sagtest, er habe kein Telefon.
Maar hij heeft geen mobiel, zei je.

Ich habe Jack Bauer am Telefon.
Ik heb Jack Bauer aan de lijn.

Sollen wir Telefon spielen?
Wil je telefoontje spelen?

Toll. Mein Telefon ist kaputt,
Geweldig. Mijn mobieltje is kapot

Das Telefon ergibt auch nichts.
De telefoons hebben ook niets opgeleverd.

Ich bin am Telefon, Pearl.
Ik ben aan het bellen, Pearl.

Der Kunde wird zu diesem Zweck entweder per E-Mail oder Telefon benachrichtigt.
De klant wordt voor dit doel per e-mail of telefonisch op de hoogte gesteld.

Ob ich ein Telefon habe?
Of ik een gsm heb?

Manchmal lege ich mein Telefon in den Kühlschrank.
Soms leg ik mijn mobiel in de vriezer.