Voorbeelden van het gebruik van Tisch in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Jeder Tisch ist für 2 Personen gedeckt.
Zurück, hinter den Tisch.
Ich wollte ihn Ihnen auf den Tisch legen.
Das ist unser Tisch.
Kein Tisch verfügbar.
Geen tafels beschikbaar.stehen um den Tisch.
staan rond deze tafel.Ihr Geld liegt auf dem Tisch.
Uw geld ligt op het bureau.Ihr Tisch.
Uw tafeltje.Lasst uns tanzen, bis der Tisch bereit ist.
Laten we dansen tot de tafels klaar zijn.Tisch fünf, Tim und Sal, Tisch sechs, Charlotte und Ted.
Tafel zes: Charlotte en Ted. Tafel vijf: Tim en Sal.Demetri.- Ja.- Ich habe dir was auf den Tisch gelegt.
Demetri, ik heb iets op je bureau gelegd.Ja, wir haben einen Tisch reserviert.
Yeah, we hebben een tafeltje gereserveerd.Heute, Vacheron Constantin in Genf war Serienleistung nur 6000 Tisch.
Vandaag de dag, Vacheron Constantin in Genève, in de fabriek uitgang was slechts 6.000 tafels.Ab sofort gehört dieser Tisch den Linkshändern.
Vanaf nu is deze tafel van de linkshandigen.Ich will sie heute auf meinem Tisch.
Ik wil ze vanavond op mijn bureau.Ich habe einen Tisch reserviert.
Ik heb een tafeltje gereserveerd.Ich habe keine Reservierung gemacht, also kein Tisch.
Ik had niet gereserveerd dus er waren geen tafels vrij.Mit LED-Lichtern, dem Tisch und dem Zebra.
Met de ledlampjes en de tafel en de zebras.Ich habe eine Pflanze auf meinem Tisch.
Ik heb een plant op m'n bureau.Los, ich habe einen Tisch.
Kom op, ik heb een tafeltje.
