BISCUITS - vertaling in Nederlands

• koekjes
• biscuits
• crackers
• cookies
• de koekjes
• beschuit
• koek
• koekje
• koeken

Voorbeelden van het gebruik van Biscuits in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

Ces biscuits sont bons.
Die tompoezen zijn lekker.

Biscuits, madeleines fourrées à la confiture,
Koekjes, koekjes, cakejes met jam,

Recommander le vin chaud avec du vin cuit biscuits secs….
Aanbevelen de glÃ1⁄4hwein met droge koekjes gebakken wijn….

Il y a des biscuits et du café.
Er is binnen koek en koffie.

Je sais faire ses biscuits. Nous savons tous les deux faire son poulet frit.
Ik kan haar broodjes maken, en wij allebei kunnen haar kip maken.

ET il adorait ces biscuits.
Hij houdt van deze koekjes.

Il est temps de livrer les biscuits!
Tijd om koekjes te bezorgen!

J'espère que vous aimez les biscuits.
Ik hoop dat jullie Pop-Tarts lusten.

Qui n'aime pas les biscuits?
Wie houdt er nou niet, van koekjes?

Non, c'est des biscuits.
Nee, het is Amerikaans biscuit.

Vous faites toujours ce truc avec le vin et les biscuits?
U doet nog steeds dat met de wijn en het biscuitjes?

Tu as des biscuits?
Heb jij beschuitjes?

Il m'offre des biscuits et des cookies.
Hij schenkt me biscuitjes en koekjes.

Tu auras de l'eau et des biscuits.
Jij had het water en een Pop-Tart.

Mes biscuits!
Mijn Pop-Tarts.

Je t'ai apporté du thé et des biscuits.
Ik heb een kop thee en wat biscuitjes hier.

Vous savez qu'elle distribue des biscuits tous les vendredis?
Je weet dat ze elke vrijdag honing biscuitjes uitdeelt?

Classe 2.4- Biscuits.
Categorie 2.4- beschuiten.

Je n'ai que 6 biscuits et 3 bouteilles.
Ik heb nog maar zes repen en drie flessen water.

Estaban a fait des biscuits.
Estaban heeft wat scones gemaakt.