Voorbeelden van het gebruik van Bluf in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wij willen echte argumenten, en geen bluf.
Gaan.' Het is bluf, maar ik denk dat het gaat werken.
Geen grap, geen bluf, geen half werk.
Bluf! was een links Nederlands weekblad.
Simpelweg theoretische toekomst, bluf en gegoochel met woorden, dat is niet goed.
Of bluf ik misschien?
Misschien bluf ik. Dat kan.
Ik bluf niet, Jim.
Ik bluf zelden en vals spelendoe ik nooit.
Je denkt dat ik bluf, of niet?
Bluf niet. We hebben dit eerder meegemaakt.
Bluf. Als ze bang zijn en ons met rust laten, hoeven we niet te vechten.
Bluf als het moet.
Ik bluf toch. Waarom?
Geen bluf, geen gelul.
Misschien bluf ik. Dat kan.
Bluf je nog steeds?
Ik bluf niet! Nee!
Als je denkt dat ik bluf, ken je me niet!
Bluf niet tegen me.