Voorbeelden van het gebruik van Het is vrijdag in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Het is vrijdag, en je weet wat dat betekent.
Maar het is vrijdag ergens.
Het is vrijdag, en je weet wat dat betekent.
Het is vrijdag 10.15u.
Het is vrijdag avond.
Het is vrijdag, dus ze komen vast nog wat geld ophalen.
Het is vrijdag.
Het is vrijdag, man.
Het is vrijdag, weet je nog? Hoi. Hoi?
Het is vrijdag.
Het is vrijdag 5 juni.
Mijnheer de Voorzitter, ik zal het niet langer maken, want het is vrijdag.
Ik dacht, het is vrijdag.
Wacht even. Het is vrijdag.
deze week. Het is vrijdag.
Maandag. Roscoe, het is vrijdag.
Nogmaals, hij is nog niet van mij… maar het is vrijdag om vijf uur.
Heb je een afspraakje? Het is vrijdag.