Voorbeelden van het gebruik van Je type in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zij is je type niet.
Larita is je type, is dat niet zo, vader?
Het is je type niet.
Maar hij is je type niet.
Ze was niet je type.
Ik zei toch dat ze je type was.
Jij weet het niet, ze is je type niet.
Enkelvoud. Je weet niet wat je type is.
Ik dacht dat dat precies je type is.
Hij is niet je type.
En ik weet dat ik niet je type ben.
Philippe, alle vrouwen zijn je type.
Ik vind haar niet echt je type.
Ik dacht al dat ze niet je type was.- Ja.
Ik denk niet dat ze je type is.
Ze zei dat het je type was.
Hij lijkt me niet je type.
Het kerkmeisje heeft geen klasse, is niet je type, maar je wil haar toch.
Ja. Ik dacht al dat ze niet je type was.
Alsjeblieft, zeg. Oké, ik ben je type niet.