Voorbeelden van het gebruik van Oppasser in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wie ben je, mijn oppasser?
Ik ben zijn oppasser niet.
Ben ik nou een eunuch… of oppasser van drie kinderen?
Maar hoe zit het met de oppasser?
Ik ben niet voor oppasser opgeleid.
Nu ben ik de Oppasser.
Ik ben je oppasser niet en dit kan ik ook helemaal niet.
Ik zei: Oppasser, ben je doof?
Ik ben niet z'n oppasser.
Ik moet de oppasser bellen.
had nog steeds 'n oppasser. In 1983.
Lk ben z'n oppasser niet.
Ik kreeg een paniekerig telefoontje van de oppasser om 17:30 uur.
Nee, ik ga fulltime babysitten. Wij willen geen oppasser.
Een uitgever. We bellen de oppasser.
Kindermeid en oppasser.
Echt waar? Ben jij de oppasser?
Veel geluk, oppasser.
Nee, ik ga fulltime oppassen. Wij willen geen oppasser.
Ik ben geen oppasser.