Voorbeelden van het gebruik van Schoon in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Medicine
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ze maken onze kleren schoon zonder ze nat te maken.
We maken deze snee schoon en plannen iets in de ochtend.
Dagen… maken jullie de wc's en de sacristie schoon.
Hij is schoon.
het leven simpel en schoon is.
Alle wapens zijn schoon, Lt.- Fijn.
Een goed verzorgd, schoon en rustig op de top.
Schoon linnen elke dag.
Ze vegen de straten schoon, op geheel eigen wijze. KILLER NUNS'.
Hij zou aangenaam verrast zijn als je appartement schoon is.
Spoel de shampoo na 10 minuten schoon.
mijn geweten altijd schoon is.
Maar op het einde, zal ik schoon zijn?
Ik maakte vanochtend schoon in het centrum.
Zijn borstbeen is schoon wat betekend dat we bijna klaar zijn.
Ik ga schoon water halen.
Hoffelijkheid, beschikbaarheid', schoon, open ruimtes, typische producten.
Ik wil schoon ondergoed. Weg.
Maak de injectieplaats schoon met een alcoholdoekje.
Als nagels hebt residu, schoon en wassen.