Voorbeelden van het gebruik van Speelt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
En haar echtgenoot speelt in de NBA.
Het team speelt goed, maar wordt niet beloond met goals.
En de vraag was: Speelt u met uw kinderen?
Jij speelt toch ook? Waarom?
Hij speelt met een gps-programma of zoiets.
Hij speelt die akkoorden en ik denk.
Speelt u schaak, Mr Castle? Waarom?
Mama zegt dat je graag met het hondje van de buren speelt.
Hij speelt wel voor de Clippers.
Hij speelt graag met messen.
Speelt u niet met hem?
Ik wil dat je met mijn geld speelt.
Ian speelt eerste viool in het Hartford-symfonieorkest.
Lupo speelt beter dan jij, met een kapotte kop.
Waar speelt u?
Ik ben blij dat jij niet tegen hem speelt.
De eerste aflevering speelt in de jaren 50 met maffe humor.
En hij speelt met de katten die nu dood zijn.
Speelt u poker of blackjack?
Dat je zo met levens speelt.