Voorbeelden van het gebruik van Aarzelt in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Als je aarzelt, vermoord ik ze allemaal.
Waarom ben je aarzelt, Miss Hessington?
Alberto aarzelt tussen priesterschap, kloosterling worden of trouwen.
Een krijger die aarzelt is een dode krijger.
U aarzelt een beetje.
Zij die aarzelt is toch verloren?
Dus, waarom aarzelt hij?
Maarten aarzelt, maar niet lang.
Luister, als je aarzelt sterf je!
Maar ze aarzelt.
Maar Batá aarzelt deze middag… voor hij naar binnen gaat.
Miss Smith, je aarzelt.
Hij heeft zojuist de vogelvrijverklaarde ontdekt en aarzelt of hij hem zal aangeven.
Een Baron aarzelt nooit. Juliet?
Waarom? Je aarzelt.
U aarzelt.
Esparcette, als hij aarzelt, dood je hem ook.
Ik begrijpgoed dat je aarzelt.
Hij die aarzelt, is verloren.
Of liegt. Of aarzelt in een strijd.