Voorbeelden van het gebruik van Getrouwd in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ze was getrouwd met God, zei ze.
We zijn getrouwd.
Als ik niet getrouwd was.
Net getrouwd zijn, maar dan zonder de gedwongen sex. Partners.
Ja, ze was een keer getrouwd.
Richard en ik zijn eergisteren getrouwd in Reno.
Ik ben getrouwd met m'n werk.
De meeste mannen zijn getrouwd, arme duivels.
Waarom zou je anders getrouwd zijn?
Net getrouwd zijn, maar dan zonder de gedwongen sex. Partners.
Drink nu van dit heilige water en wees getrouwd.
Harry en Abigael waren getrouwd.
Hij is getrouwd met z'n werk.
Er wordt niet getrouwd, Pete.
Niet getrouwd.
Drie kinderen en niet getrouwd.
Maar ik ben al getrouwd.
Ik zei dat Pat en ik getrouwd waren.
Violet en ik zijn inderdaad een zalig getrouwd stel, omdat, snap je.
Nee, maar er zijn genoeg jonge mensen om me heen getrouwd.