Voorbeelden van het gebruik van Hij heet in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Hij heet Urag.
Hij heet Joe.
Hij heet Harvey Humphries.
Hij heet Conner en hij heeft gestudeerd.
Hij heet Jahil.
Hij heet Sean Radley.
Hij heet…” zeide zij op haar beurt.
Hij heet Monte Gold,
Hij heet Max.
Hij heet daar E.P. Jacobini.
Hij heet Randall, denk ik.
Hij heet Victor Terraza
Maar het is een vriend, hij heet Chris.
Hij heet Adam Dietz.
Hij heet Shush-na-shu of zoiets.
ik Sam niet wil bespreken Hij heet Sam.
Hij heet Reg Donaldson.
Zegt hoe hij heet;
Ik heb ook een huisdier, hij heet Gavin Orsay.
Hij heet Tom.