KAPOT - vertaling in Frans

en panne
kapot
stuk
defect
uitgevallen
in panne
gecrashte
werking
in storing
met pech
kaduuk
défectueux
defect
gebrekkig
kapot
gebrek
slechte
beschadigde
foutieve
ondeugdelijke
mislukte
een defecte
cassé
breken
kraken
kapot
verbreking
smash
doorbreken
vernielen
stuk
openbreken
verbrijzelen
détruit
vernietigen
verwoesten
vernielen
kapotmaken
kapot
ruïneren
verpesten
opblazen
kapot maken
neerhalen
brisé
breken
doorbreken
kapot
verbrijzelen
smash
break
breaking
kapotmaken
stukmaken
versplinteren
tue
vermoorden
te doden
neerschieten
ombrengen
afmaken
doodschieten
doodmaken
schieten
gedood
doden
foutu
schelen
doen
geeft
spuitsel
maken
klere
spunk
verdomme
oprotten
dévasté
verwoesten
anéantie
vernietigen
uitroeien
wegvagen
tenietdoen
verwoesten
teniet
kapot
crevé
sterven
dood
doodgaan
creperen
ga
HS

Voorbeelden van het gebruik van Kapot in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Computer category close
  • Programming category close
Ze is kapot, ze gaat instorten.
Elle est anéantie. Elle va craquer.
Wat doe je? Ik ga er kapot aan, alles opproppen.
Garder ces sentiments pour moi ça me tue, parce que j'ai envie de dire.
Dit ding… Het is kapot.
Ce truc, il est foutu.
omdat onze auto kapot is.
notre voiture était en panne.
De luchtkoepel is kapot.
Le sas est détruit.
Het kenteken is verlopen en een achterlamp is kapot.
Et tes plaques sont expirées, et un de tes feux arrières est brisé.
Hij was niet kapot, of wel?
Il n'était pas défectueux, n'est-ce pas?
Als je niet kapot bent, heb je 'n ander.
Si t'es pas anéantie, tu connais quelqu'un. Je ne connais personne.
Jij moest er kapot van geweest zijn toen je het hoorde.
Tu as du être dévasté quand tu as appris.
ik ben kapot.
je suis crevé.
En sindsdien maakt die leugen mij kapot. Pap.
Et depuis ce jour ce mensonge me tue papa.
M'n longen zijn kapot.
Mon poumon est foutu.
ze gaan zelden kapot.
elles sont rarement en panne.
Het is helemaal kapot.
C'est complètement détruit.
Hij is kapot en de rest was gestolen.
Il est défectueux et Ie reste a été volé.
En merk hoe kapot ze ervan is.
J'ai vu combien elle est anéantie et détruite.
Hij was er kapot van en hij is ontploft.
Ça l'a dévasté et il s'est rebellé.
Hyperdrive en schilden kapot.
Plus d'hyperpropulsion, boucliers HS.
Iedereen is kapot.
Tout le monde est crevé.
Deze show maakt me kapot.
Cette émission me tue.
Uitslagen: 1068, Tijd: 0.1088

Top woordenboek queries

Nederlands - Frans