Voorbeelden van het gebruik van Kapot in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
En het sonisch apparaat is ook kapot.
Ze zei dat je hengeltje kapot was.
Ze zijn allebei kapot.
Ik ben weer kapot.
Zonder jou ga ik kapot.
Dan maak ik hem kapot.
Wat hier kapot is gegaan groeit niet meer aan elkaar.
Alec zal kapot zijn. Nee.
Al mijn spullen zijn kapot.
Ik denk dat ze kapot zijn.
Hun jetski's zijn kapot.
Ben ik de enige die zag dat het kapot was?
De ontsteking is kapot.
is mijn leven kapot.
Jawel. Ze is kapot door mij.
Hij slaat de plaat kapot, maar het is te laat.
Er is iets kapot aan papa's ruimteschip, Klopt.
Hij is er vast kapot van. Wat?
Het infuus is kapot.
Ze maakten mijn leven kapot.