Voorbeelden van het gebruik van Martelen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
jullie moordende slagers, jullie martelen hen.
Je gaat een kind martelen.
Roman in die kooi houden is martelen.
Ze martelen kinderen.
Wilt u me martelen?
Ze zou zichzelf martelen net zoals jij.
We martelen, moorden. Bedriegen.
Ze martelen Erica!
Als je verkeerd bent, martelen we deze man om jou te amuseren.
Krijg ik nou m'n auto, of moet ik eerst je hond martelen.
Abbaddon heeft jagers zitten martelen.
Niemand vertelt mij iets, je mag me martelen zoveel je wilt.
Je kunt geen krijgsgevangenen martelen.
We martelen je als het nodig is.
Ze martelen ons, om onze informatie.
Als ze dat ontdekken, martelen ze m'n geheimen uit me.
Als de moffen je pakken, martelen ze je en sla je door.
Als ze je zouden martelen.
Je bent zo'n schoft geweest, Ik zou je moeten martelen.
Wie zou Georgie martelen?