Voorbeelden van het gebruik van Zijn de ministers in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Wie is de Minister van de viering van de Eucharistie?
Ik ben de minister van Defensie van de VS.
Waar is de minister van Handel?
M'n vader is de minister van Defensie.
Dat was de minister van politie Mr. J.T. Kruger.
Natuurlijk, ik ben de minister van BZ.
Haar moeder is de minister van BZ.
Waar is de minister van oorlog?
Wijs aan, waar is de minister?
Mijn naam is Kobie Coetsee. Ik ben de minister van Justitie.
Voorts waren de Ministers het erover eens
Met betrekking tot de Lissabonstrategie na 2010 waren de ministers het erover eens dat het scheppen van werkgelegenheid hiervan de kern moet blijven vormen.
Tijdens het debat waren de ministers over het algemeen ingenomen met inhoud
Diegenen die oorspronkelijk het Handvest van Rome van 18 mei 1906 hebben ondertekend, waren de ministers.
Diegenen die oorspronkelijk het Handvest van Rome van 18 mei 1996 ondertekend, waren de ministers.
Is de minister het ermee eens dat het in grote lijnen nu toch wel duidelijk is
In mijn land is de bevoegde minister voornemens de functiewaardering verplicht aan het arbeidsreglement toe te voegen.