Voorbeelden van het gebruik van Afgezegd in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Kerstmis wordt afgezegd.
Ze heeft weer afgezegd.
De lezing is afgezegd.
Ik heb Mrs Hanley gebeld en je ochtendafspraken afgezegd.
Hij heeft afgezegd.
Denk je dat de bruiloft afgezegd wordt?
Ik heb tijd voor je vrijgemaakt en een afspraak afgezegd.
Jackie Kennedy heeft afgezegd.
Het etentje is afgezegd. Sorry.
Je dacht dat ik het had afgezegd.
Nee, ik heb het afgezegd.
Oh, nee, het huwelijk was afgezegd!
Je volgende afspraak heeft afgezegd.
De vergadering is afgezegd.
Hij heeft afgezegd.
maar dat was afgezegd.
Zodra ik de plannen voor de rest van mijn leven heb afgezegd.
Vijf daarvan werden al vlug afgezegd.
De getuigen voor morgen zijn afgezegd.
En die zijn alle vijf afgezegd.