AFGEZEGD - vertaling in Duits

abgesagt
afzeggen
annuleren
afblazen
afgelasten
afbellen
af te zeggen
afzeggingen
afwijzingen
aflasten
afgezegd
storniert
annuleren
annuleer
afzeggen
annulering
storneren
cancell
abgeblasen
afblazen
afzeggen
annuleren
stoppen
afgelasten
af te blazen
gecancelt
geannuleerd
gecanceld
afgezegd
stopgezet
abbestellt
uitschrijven
opzeggen
annuleren
afmelden
afzeggen
abonnement
af te melden
absagen
afzeggen
annuleren
afblazen
afgelasten
afbellen
af te zeggen
afzeggingen
afwijzingen
aflasten
afgezegd

Voorbeelden van het gebruik van Afgezegd in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Klopt, ik heb het afgezegd.
Ich habe es abgeblasen. Das stimmt.
Heb je het vervoer naar het vliegveld afgezegd?
Hast du das Flughafentaxi storniert?
Ik heb al drie keer afgezegd.
Ich musste dreimal arbeitsbedingt absagen.
Emily heeft afgezegd, maar.
dass Emily abgesagt hat, aber.
Hij heeft al drie ritten afgezegd.
Er hat drei Fahrten storniert.
Had ik bijna alles afgezegd.
Hätte ich fast alles abgeblasen.
Dr. Linda heeft net mijn sessie afgezegd.
Dr. Linda hat gerade meine Sitzung gecancelt.
Mijn vriend heeft op het laatste moment afgezegd.
Mein Freund musste in letzter Minute absagen.
We zouden hem volgend jaar krijgen. Maar toen heeft hij hem afgezegd. Vanwege de schepen.
Nächstes Jahr sollte er kommen… aber er hat ihn abbestellt wegen der Schiffe.
Ik weet het, die heb ik afgezegd.
Ich weiß, die habe ich abgesagt.
Ik heb het tafeltje in Geranium afgezegd.
Ich habe den Tisch im Geranium storniert.
Ik heb 't afgezegd.
Ich habe es abgeblasen.
Alan zei dat je je afspraak hebt afgezegd.
Alan sagt, du hättest deinen Termin gecancelt.
Hij heeft z'n optreden in San Gennaro morgen afgezegd.
Er hat seinen Auftritt beim San Gennaro morgen abgesagt.
Diner is afgezegd.
Das Dinner ist abgeblasen.
Vertel ze dat wij de vergadering hebben afgezegd.
Sagen Sie ihnen, dass wir das Meeting gecancelt haben.
We hebben de bruid niet meer gezien sinds de trouwerij werd afgezegd.
Die Braut wurde nicht gesehen, seit die Hochzeit abgesagt wurde.
Luis Miguel heeft afgezegd.
Luis Miguel hat abgesagt.
Nee, ik heb het afgezegd.
Nein, ich habe sie abgesagt.
dus ik heb afgezegd.
also habe ich abgesagt.
Uitslagen: 673, Tijd: 0.0625

Top woordenboek queries

Nederlands - Duits