Voorbeelden van het gebruik van Bezopen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik ben hartstikke bezopen.
Nee, het zijn niet allemaal bezopen boerenkinkels.
Hij was zo bezopen.
Gast, je bent bezopen.
Ze is bezopen.
Laat hem maar, hij is bezopen.
Ik ben bezopen.
Functioneel, maar bezopen.
We zeggen gewoon dat de dokter bezopen is.
Hij was bezopen.
Je bent bezopen.
kwaad, bezopen, maar bijdehand.”.
maar niet meer bezopen dan anders.
Je was bezopen.
Het was bezopen.
Bezopen, bevuild, een wrak hij heeft de kaart.
Ze zijn bezopen maar vrijen niet.
Mr. Marschz, deze gasten zijn bezopen.
Je bent erg bezopen.
Je bent bezopen!